Zoveel afgestudeerden hebben na 7 jaar een eigen huis
Mensen die met een vaste aanstelling hun opleiding verlaten hebben het vaakst zelf of via een partner een koophuis. Ook samenwonen vergoot de kans op een eigen woning aanzienlijk. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderzocht de woonsituatie van afgestudeerden gedurende 7 jaar.
Het CBS vroeg een groep schoolverlaters die in het schooljaar 2012/2013 hun mbo-, hbo- of wo-opleiding verlieten 7 jaar lang naar hun woonsituatie en bekeek de ontwikkelingen binnen deze groep. Direct na het verlaten van hun opleiding woonden de meeste ondervraagden nog thuis, ruim 53 procent. 7 procent van de afgestudeerden had op dat moment een eigen woning of woonde bij een partner met een koophuis. 33 procent woonde in een particuliere of sociale huurwoning.
In 2020, het laatste onderzochte jaar, was het woningbezit van de schoolverlaters of hun partners aanzienlijk gegroeid tot ongeveer 49 procent. Het CBS concludeert dat het aantal huurders in de eerste 6 jaar ieder jaar toenam, maar in jaar 7 juist weer daalde. Mogelijk wisten veel huurders na deze periode de stap te maken naar een koophuis. Het aantal nog thuiswonende nam in de 7 onderzochte jaren stapsgewijs af. In 2020 woonde nog ruim 12 procent van de ondervraagden in het ouderlijk huis.
Vaste aanstelling maakt kopen haalbaarder
Het CBS maakte ook onderscheid tussen het dienstverband van de onderzochte groep. Hieruit blijkt dat een vaste aanstelling zowel direct na het verlaten van de opleiding als na 7 jaar de deur naar een eigen huis verder openzet. 24 procent van de afgestudeerden had direct na het verlaten van school een vaste aanstelling. Van deze groep had ongeveer 1 op de 5 ook direct een eigen huis of een partner met een eigen woning. Na 7 jaar ging het om 58,2 procent.
Een grotere groep (54 procent) begon in 2013 na zijn of haar opleiding met een flexibel contract. Binnen deze groep had 7 procent zelf of via de partner een koopwoning. Onder zelfstandigen was dit met 8 procent iets hoger. In 2020 was ongeveer dezelfde verdeling te zien tussen de 3 groepen. Mensen met een flexibel contract hadden met ruim 40 procent het grootste verschil tussen wel of geen eigenwoningbezit. Zelfstandigen deden het na 7 jaar met ruim 43 procent wederom iets beter.
Samenwonende tweeverdieners hebben het vaakst een koophuis
Van de ondervraagde schoolverlaters had ongeveer een derde in 2013 een partner. Van deze groep had 38 procent een koophuis, al dan niet via de partner. Onder de alleenstaanden had 2 procent een eigen woning. 7 jaar later had bijna tweederde een samenwoonpartner en woonde 71 procent in een koopwoning. Van de mensen zonder partner woonde 21 procent in een eigen huis.
Naast samenwonen speelt ook samen verdienen een belangrijke rol in het wel of niet hebben van een koophuis. Koppels waarin beiden een vaste aanstelling hebben, 42 procent van de ondervraagden, hebben het vaakst een eigen woning (71 procent). Gevolgd door stellen waarin een partner een vaste aanstelling heeft en de andere partner zelfstandige is (66 procent) en koppels met een vast contract en een flexibel contract (61 procent). Opvallend is dat stellen met een werkende partner met een vaste aanstelling en een niet-werkende partner vaker een eigen woning bezitten dan koppels met twee partners met een flexibele aanstelling.